Beeld van God

Mijn vorige column (17 augustus 2015) ging over de schepping van het licht. Deze keer enkele digitale pennenstreken over de mens als beeld van God.

In Genesis 1:27 lees je dat God de mens geschapen heeft als zijn evenbeeld. Meestal wordt dat ‘beeld zijn’ vooral overdrachtelijk opgevat: de mens als vertegenwoordiger van God op aarde. En daarover zijn mooie dingen geschreven. Vaak wordt eraan toegevoegd dat dit niet wil zeggen dat de mens ook lichámelijk op God lijkt. Toch is het voor mij de vraag of je dat zomaar van elkaar kunt loskoppelen.

Adam & Eva, verdrijving uit het paradijs. Hans Gyde-Petersen (1897)

Adam & Eva, verdrijving uit het paradijs. Hans Gyde-Petersen (1897)

God boetseerde de mens als het ware uit stof van de aarde (Gen. 2:7). Als evenbeeld van zichzelf in twee uitvoeringen: eentje met mannelijke en eentje met vrouwelijke eigenschappen en lichaamsvormen. Natuurlijk is het ongerijmd je God voor te stellen als menselijke gestalte tot de zoveelste macht. Dat zou verkeerd-om zijn. Je mag denk ik wél zeggen dat je ook in de prachtige lichamelijke vormgeving van man en vrouw iets van de schoonheid van de Schepper terug ziet. De kracht en de robuustheid van de man, de vloeiende lijn van de vrouw, de zachtheid en ronding van haar borsten. Schitterend wordt dat uitgetekend door de dichter van het Hooglied, ingebed in een prachtig liefdeslied. Lees bijvoorbeeld maar in de hoofdstukken 5 (10-16) en 7 (2-10).

Ja-ja ik weet het, de zonde heeft het beeld vertroebeld: besmuikte blikken, ontsporende fantasieën, schaamte. Om niet meer vervuilende factoren te noemen. En ja, ook de Hoogliedschrijver heeft weet van de begrenzing. De jongen tegen het meisje: “een besloten hof ben jij, een gesloten tuin, een verzegelde bron.” (4 : 12). Toch is het bijzonder hoe open en onverhuld de jongen en het meisje elkaars lichamelijke schoonheid bezingen in bloemrijke, beeldende taal. En het verlangen naar elkaar. Iedereen mag meelezen, van jong tot oud, en er zich een voorstelling van maken.

Wat ben je mooi mijn lief! Reflectie van de Eeuwige.

Van de weeromstuit, als reactie op allerlei seksuele ontsporing (ook in je eigen gedachtenspinsels), moet je niet in de kramp schieten. Alsof het onbedekte lichaam iets raars is, waar je eigenlijk niet naar mag kijken. ‘Bloot’ klinkt dan bijna als een vies woord. De Hooglieddichter laat ons onbevangen (mee)kijken. Vol bewondering, maar ook met respect. Wat heeft God het toch mooi gemaakt!

Voorlopig moet de schoonheid van het lichaam, of -afhankelijk van hoe je ’t bekijkt- het verval en aftakeling daarvan, meestal nog versluierd blijven. Betreurenswaardige noodzakelijkheid. Maar eens wordt de sluier opgelicht en mag je in volle glorie het beeld van je Schepper weerspiegelen. Naar geest én lichaam.

Henk Velvis

delen

Recommended Posts